Korte inleiding tot de gebeurtenissen die uitgever Theodoor Brumming zoal meemaakte aangaande recensies van zijn uitgaven.
De bundel van Odile Schmidt ' Falende furiën, mieren en ander leven ' dat door Uitgeefhuis de Manke God uitgegeven werd, kreeg meerdere recensies. (zie: link)
De recensie op "Falende furiën, mieren en ander leven" van Peter Vermaat in Meander e- magazine was echter dermate twijfelachtig, zeg maar niet, onderbouwd dat Theodoor Brumming meende een reactie te mogen en moeten geven, die, weliswaar ongebruikelijk gesteld, wel zeer degelijk onderbouwd was.
De link naar desbetreffende recensie in Meander vindt u hier.
Theodoor Brumming, een uitgever die toch allerhande recensies, zij het goed-oordelend of kritisch- oordelend, immer als een man had gedragen, besloot na deze ene , in zijn ogen non-recensie een brief naar Meander te schrijven.
Die brief namens Uitgeefhuis De Manke God aan Janine Jongsma (redacteur recensies van Meander) vindt u integraal onderaan deze blog.
Het antwoord van Janine Jongsma op genoemde brief was zeer summier, alsook smalend en licht geïrriteerd. Theodoor Brumming en zijn mededirecteur Kees Engelhart, hadden zich maar van commentaar te onthouden en eens te accepteren dat het niet altijd goed kan zijn. Het was nota bene de eerste keer dat Theodoor Brumming reageerde! Janine Jongsma stond achter de recensie en aldus de recensent. En dat was dat! Het antwoord van Janine op g Brumming reageerde! Janine Jonsma sachter de recensie en aldus de recensent. En dat was dat!
Theodoor Brumming schreef hierop als antwoord de bundel: Apologie voor Calliope, die in begin 2024 zal worden uitgegeven, grotendeels gebaseerd op de brief die hij Janine Jongsma deed toekomen. (link)
Al gauw kreeg Uitgeefhuis de Manke God er, via via, lucht van dat er min of meer bij Meander aan medewerkers de opdracht werd gegeven, op geen enkele manier op de zaak in te gaan. Lucht is natuurlijk geen bewijs, echter wie God kent, weet dat het waar is.
Het enige opvallende dat de buitenwereld, nadat een en ander zo zorgvuldig uit het voetlicht gehouden werd, zeker wel kan opmerken, is dat er bij Meander plotseling een opiniestuk verscheen, een inhoudelijk artikel over recenseren en aan welke criteria zo een recensie zou behoren te voldoen. link
Een leek zou kunnen zien dat de recensie van Peter Vermaat bij deze criteria al snel en volledig door de mand zou vallen. Dat was op zijn zachts gezegd merkwaardig. Theodoor Brumming, die juist in zijn brief het grote belang van interactie tussen dichters, recensenten en lezers aanstipte!
De laatste ontwikkelingen nu bij Meander zijn dat dichters mogen reageren op hun recensie en aldus met de recensent van dienst in conclaaf kunnen gaan. Een mooie ontwikkeling, die echter ook op het conto van Uitgeefhuis de Manke God had mogen worden bijgeschreven, ware het niet dat Theodoor Brumming, Cornelis Engelhart alsook Uitgeefhuis De Manke God, en zeker deze kleine affaire, nog immer doodgezwegen worden. Niets nog heeft Theodoor Brumming van Janine Jongsma vernomen, zoals u reeds begrepen zult hebben, noch van Literair Magazine Meander.
Hieronder een BLOG van Theodoor Brumming, die probeert een en ander in perspectief te zetten:
Literaire vrienden en vriendinnen,
Natuurlijk staat de wereld in brand. De wereld staat altijd in brand. En dat is vreselijk allemaal. Dat is niet goed, heel naar in feite, maar het is zoals het is en het gaat zoals het gaat. Daar behoren we, hoe onacceptabel dan ook, vrede mede te hebben. Zo is het altijd gegaan en zo zal het immer blijven gaan. Een en ander neemt niet weg dat uw scribent, ik Theodoor Brumming zelf, verder moet met zijn aanmerkingen betreffende het literaire bestel in Het Kleine Vaderland. Doet hij dat niet, dan winnen de oorlogen, de hongersnoden, kortom alle mindere kanten van dat geweldige fenomeen mens. Hetzelfde fenomeen dat bijzondere en prachtige dingen tot stand brengen kan, zijnde het redenerende dier, voorzien van geweten en al! Daarom, zich zeer bewust van de vernietigende krachten van diezelfde mens, voel ik mij genoodzaakt verder te gaan met mijn kleine kruisvaart tegen, weliswaar, ogenschijnlijk onbelangrijke zaken, die echter in de kiem dezelfde ingrediënten behelzen die, als regel, leiden tot al het grote onrecht in de wereld die wij de onze plegen te noemen. Een onderdeel van die, wellicht hoogstpersoonlijke kruisvaart, uw Theodoor Brumming hoopt uiteraard dat hij niet de enige is, behelst het literaire tijdschrift Meander. De relatie van ondergetekende met het genoemde periodiek is, van beide zijden, immer consciëntieus, opbouwend en uiterst respectvol geweest. Plotseling bedenk ik mij ernstig. Waar maak ik mij toch zo druk over! Zijn de dames van Meander het wel waard, zij gaan toch gewoon hun gangetje. Dat Brumming hem een lange verontrustende brief geschreven heeft doet hen niets! Sterker nog, zij laten de toch al zo geteisterde, uiterst betrokken, directeur van Het Kleine Uitgeefhuis De Manke God gewoon in de kou staan, reageren lacherig en schamper.
Willen niet in gezonde discussie, om, als klap op de vuurpijl, vervolgens de medewerkers aan het literaire periodiek nadrukkelijk te verzoeken, ook zij zijn namelijk door ondergetekende aangeschreven, niet op zijn lange brief, een heer waardig overigens, dit te uwer informatie, te reageren. Op dit plotselinge moment beseft uw Theodoor dat zij, die betreffende leidende dames, de psyché van Brumming beter kennen dan Brumming zelf. Jawel, denkt hij dan, maar ik ben niet geheel en al totaal onkundig betreffende mijzelf, uitmondend in een zorgvuldige monstering van zichzelf, alsook de mogelijkheden die hij bezit er, hoe nutteloos ook, iets aan te doen. In gedachtig Epictetus, niet toevallig, of juist wel, de manke slaaf/filosoof: Men behoort te willen dat de dingen gaan zoals de dingen behoren te gaan. Er zijn zaken die binnen iemands bereik liggen, zo ook zaken die die mogelijkheid, voor ieder individu, niet bezitten. Dat wat binnen het bereik van ieder mens ligt is immer en altijd het morele, de rest, ziekte, dood, ongelukken, overstromingen aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, een nare schoonmoeder, noem maar op, behoort niet tot dat domein. Het enige dat je kunt is iets van de dingen vinden, en dat is alles. Dat beseffende dacht ik: Ik ga mij niet nog eens vermoeien met deze materie. Ik heb gedaan wat ik moest doen op grond van mijn oprechte uitgevershart. De brief is geschreven, daar zit werk in, laat ik die brief nogmaals gebruiken! Echter deze maal voor u, opdat u zelf oordelen kunt, veranderen, maakt u zich absoluut geen illusies verder zal het niets! En zo hoort het ook! Epictetus namelijk, is mijn vriend!
Uw Theodoor Brumming
De brief die Janine Jongsma mocht ontvangen van Kees Engelhart met betrekking tot de recensie (LINK) op "Falende furien, mieren en ander leven" van Odile Schmidt
Mijn beste Janine
Ter inleiding het volgende Het is voor mij niet te doen gebruikelijk te reageren op recensies Ik beschouw recensies namelijk als een hoogstaand goed dat autonoom zijn literaire functie moet kunnen vervullen Zie Janine daarom dit epistel als een voor mij noodzakelijke uitzondering op de regel dit ten behoeve van de dichtkunst en haar kritiek in het algemeen Daarnaast is het niet mijn streven noch mijn bedoeling op de man dan wel vrouw te spelen Mocht dit hier en daar wel het geval lijken te zijn dan is de oorzaak daarvan gelegen in wat men noemt het vuur van de strijd Dit uiteraard figuurlijk gesproken Daarom bij voorbaat mijn excuses dienaangaande Dit schrijven is beslist niet geboren uit woede of frustratie maar uit een zekere bezorgdheid die reeds gedurende enige tijd met zekere regelmaat meent mij met een telkens nogal dwingend bezoek te moeten vereren teneinde mij te wijzen op bepaalde zaken die naar de mening van die zekere bezorgdheid beslist de nodige aandacht verdienen Of ik niet genegen ben daar eens iets hoe zinloos dan ook zinnigs over te debiteren Wel je begrijpt onmiddellijk Janine wat mij over die vage streep heeft getrokken Namelijk de onlangs in Meander verschenen recensie betreffende Op falende furiën, mieren en ander leven van mevrouw Odile Schmidt Ik besefte onmiddellijk nadat ik het besluit genomen had een apologie te schrijven die jammer genoeg veel verder strekt dan deze recensie alleen dat een en ander dan ook zorgvuldig zou moeten gebeuren Zorgvuldigheid Janine houdt in mijn onderhavige geval in dat wil ik soepel mijn aannames op papier krijgen ik mij bedienen moet van bloemrijke en soms naar ik in alle bescheidenheid hoop humorvolle taal Men kan dat opgeblazen noemen over de top een theatervoorstelling een showstukje ijdel pedanterie charlatanerie pompeus uitsloverij arrogant tragikomisch of wat men verder ook maar bedenken
kan Want dat mag Dat staat namelijk in de regels Echter Janine ieder woord is overdacht gewogen en als zodanig welgemeend Daarom Janine vanwege al die zaken de lengte van dit schrijven
Goed laten we beginnen Ten eerste Janine is het mij dat meen ik in alle oprechtheid een klein raadsel waarom jij mij als uitgever op allervriendelijkste wijze een vernietigende recensie toestuurt met de mededeling dat deze geplaatst wordt in de Nieuwsbrief van Meander met als toevoeging dat Meander zesduizend -oprecht gefeliciteerd overigens daarmee- abonnees bezit die genoemde recensie tot zich zullen nemen Daar Janine zit een uitgever in de regel niet op te wachten Een en ander houdt gevoeglijk in dat de gerecenseerde poëziebundel -al verkoopt poëzie dan ook gelukkig geweldig- zich op een lang en duister verblijf in de daartoe bestemde dozen kan voorbereiden
Maar goed dit even terzijde Waar het mij werkelijk om gaat is de recensie alsook de recensent zelf Uiteraard ben ik een groot voorstander van de vrijheid der opvattingen Vermits deze dat spreekt voor zich zorgvuldig en onderbouwd worden verwoord Janine wat mij onmiddellijk opviel was de toon van de recensie die koud hier en daar zelfs snerend zeer belerend zonder ook maar een greintje humor aanmatigend en zeg maar gerust beledigend is Daar begreep ik niets van Waarom Janine? Wij zijn de liefhebbers en bewonderaars van die zo bijzondere taal die poëzie van nature is en die wij aldus dat is onze schone plicht behoren te koesteren Ik herinner mij zeer goed jouw voorgangers die bij het leveren van hun kritieken deze immer een zekere taalvaardige elegantie mee wisten te
geven Wij behoren immers de dichtkunst van fijne stimulerende impulsen voor lezers en dichters te voorzien En zo benaderden zij ook hun recensenten Dat Janine hadden zij goed begrepen Die vorm van beschaving lijkt teloor te gaan En dat is heel kwalijk in mijn ogen
Dan Janine de kwaliteit van de recensie De recensent laat blijken vanaf het eerste woord in de titel waar hij zijn licht over laat schijnen te weten het woord Op niet op de hoogte te zijn van de proost-connotatie Hij maakt er Over van De wens tot enige logica ten aanzien van de recensent zelf speelde hem hierbij klaarblijkelijk parten De lezer van de recensie zal aldus menen dat de titel van de bundel Over falende furiën, mieren en ander leven gaat en dat terwijl het een proosten op falende furiën is Wanneer Janine men proost op het falen van de furiën dan moeten wij vast stellen dat niets menselijks hen vreemd is ook zij hebben niet veel anders te doen gelijk wij dan hun woedende gevoelens overwinnen en als zodanig controle verkrijgen over zichzelf ook al staan zij met het ene been in het goddelijke en het andere in het wereldlijke
Daar moet wel iets goeds aan ten grondslag liggen dunkt mij Janine Dat gezegd hebbende is een en ander dan verder ook de gehele teneur van de bundel En als regel ook de intentie van een zorgvuldig gekozen titel Een en ander lijkt de recensent geheel te zijn ontgaan Janine ik heb het gevoel dat wij een primeur aan het beleven zijn de eerste bundel van alle bundels ooit geschreven en gerecenseerd waar het al misgaat bij het interpreteren van het eerste woord van de titel Werkelijk Janine ik was geschokt Verder ben ik gelukkig nog immer heel rustig en weloverwogen Een en ander is desondanks in mijn ogen beslist een aanvraag voor een vermelding in het Guinness Book of Records waardig Maar dat is een grapje Janine om
mijn verder zo ernstige uiteenzetting nog enigszins op te fleuren
Dan Janine het betoog Ik kan mij maar niet aan de indruk onttrekken dat de recensent het belangrijker acht inzicht te verschaffen in zijn poëtica waar die ook op gestoeld moge zijn dan aan het bespreken van de bundel die hij onder ogen heeft De recensent acht het tevens nodig zijn eruditie te tonen door de argeloze lezer op semiwetenschappelijke en aldus warrige wijze in een zeker voor een recensie uitputtende evocatie uit te leggen hoe dat nu allemaal zo ongeveer zit met die x en die y Een enkele blik op Wikipedia zou ik denken volstaat En dan waarom Janine eerst de zwaarwegende frase Met symboliek beladen parlando dat zelden zingt en nimmer danst Om vervolgens wanneer je als lezer verwacht dat de recensent een en ander ons eens fijn uit de doeken zal gaan doen genoemde recensent doodleuk verder gaat met een vertoog over iets geheel anders namelijk het uitgebreid verklaren van wat die torus nu eigenlijk zo heel precies is Ook daar zou een blik op Wikipedia meer dan voldoen Wil de recensent eigenlijk wel zijn boude uitspraak onderbouwen of zoekt en vindt hij een afleidingsmanoeuvre in de torus? Dat Janine ervaar ik als een belediging De recensent suggereert iets dat zeker voor een dichter alsook de lezers van gedichten en kritieken over gedichten heel belangrijk is om hen vervolgens op een pseudowetenschappelijke verhandeling betreffende de torus te trakteren in plaats van hoe dat nu zo precies zit met dat Met symboliek beladen parlando dat zelden zingt en nimmer danst Want ik dacht onmiddellijk O is dat zo? Vertel mij er alles over! Je hebt me nieuwsgierig gemaakt Maar nee Janine mijn hoopvolle verwachting wordt door de recensent niet ingelost niet op dat moment noch in de gehele verdere recensie Dat
Janine is in mijn ogen voor een recensent een doodzonde! Dan namelijk is hij geen neutrale beoordelaar maar iemand die zegt dat te zijn Terwijl hij weet dat hij door krachten wordt aangestuurd die zijn observaties immer in de weg zitten wat hem een speelbal van zijn aandriften maakt Kortgezegd Janine komt het hier op neer dat wanneer de kretologie zijn weg vinden wil deze onderbouwd moet zijn om van diezelfde als bekend staande nare term kretologie onmiddellijk weer af te komen Want wie wil er nu een kretoloog zijn? Wanneer men leest Zelden zingt en nimmer danst raakt de recensent daar de kern van het dichterschap Dat schept mijns inziens een zware verplichting Daarom recensent! Leg het mij uit! Alsjeblieft! Waar? Hoe? Waarom? Wat zingt er niet? Wat danst er nimmer? Hoe zit dat? Leg uit! Ik wil leren! En dan Janine wanneer ik bemerk dat de inzichten van de recensent dienaangaande voor altijd in het duister gehuld zullen blijven dan Janine voel ik mij als uitgever mens en ernstig liefhebber van de dichtkunst in de steek gelaten alsook door diepe treurnis bedreigd Dan is het helaas namelijk geen recensie meer maar individuele stemmingmakerij vanwege mij onbekende innerlijke aandriften aangezien het Niet zingen en Nimmer dansen luid en duidelijk door de recensent benoemd wordt Slechts genietend lijkt het van de welsprekendheid waarmee hij zijn kretologie heeft verwoord Maar jammer genoeg vergat de recensent in zijn euforie een en ander te voorzien van passende voorbeelden en de gefundeerde uitleg die daarbij als vanzelfsprekend hoort
Vervolgens Janine wil ik verder gaan met de kers op de recensietaart te weten het gedicht Stijlbreuk bij welk vers de recensent meent dat de uitgever/redacteur de dichteres had behoren te behoeden voor die onvergefelijke blunder
Achteraf Janine wil ik uiteraard graag aan de stelling van de recensent betreffende het behoeden van de debuterende dichteres mevrouw Odile Schmidt mijn gedachten omtrent een en ander weergeven Ten eerste Janine vraag ik mij af wat de recensent gedacht zal hebben bij de titel Stijlbreuk tegenover de inhoud van het genoemde gedicht Ik Janine ga er helaas voetstoots van uit dat de recensent meende met een volkomen serieus vers van doen te hebben waarboven toevalligerwijs de titel Stijlbreuk werd geplaatst Wel Janine wat was het geval? We gaan even terug in de tijd Vanzelfsprekend kwam op zeker moment tijdens het overigens immer genoeglijk redigeren van de bundel het genoemde gedicht ter sprake waarbij de uitgever/redacteur inderdaad dat had de recensent in ieder geval goed gezien de mening bleek toegedaan dat dit gedicht zijns inziens werkelijk niet kon alsook dat het een geweldige stijlbreuk veroorzaken zou Mevrouw Schmidt ging op een en ander in door haar uitgever/redacteur toe te vertrouwen dat zij op het podium met het gedicht dat oorspronkelijk een andere titel bezat altijd veel succes had gehad en dat dat feit haar altijd heel goed had gedaan Daarom zou zij het gedicht toch heel graag in haar debuutbundel opgenomen willen zien Haar immer goedaardige en altijd vriendelijke uitgever/redacteur fronste nogmaals het verondersteld wijze voorhoofd om te vervolgen met jawel mevrouw Schmidt dat is prachtig en heel ontroerend allemaal maar het is en blijft een ernstige stijlbreuk Daarop reageerde mevrouw Schmidt spontaan en opgewekt dan noem ik het Stijlbreuk Je begrijpt Janine dat haar uitgever/redacteur vanwege die vondst een warme glimlach niet onderdrukken kon om direct te voelen dat zijn toegeeflijkheid vanwege juist die ingeving met sprongen begon toe te nemen Met als uiteindelijk resultaat dat het gedicht als Stijlbreuk in de bundel werd opgenomen En zo
Janine is het gegaan Ik keer terug naar de recensent Mijns inziens zal iedere enigszins door de wol geverfde recensent terstond de discrepantie dan wel overeenkomst betreffende de inhoud van het gedicht in relatie tot de titel opgevallen zijn om daar vervolgens eens rustig over na te denken En Janine welzeker deze enigszins door de wol geverfde recensent zal nimmer zijn nog niet gewogen oordeel onmiddellijk als kers op zijn recensietaart plaatsen Hij zou nadenken en een en ander in verhouding tot de gehele bundel trachten te beschouwen Waarom een dergelijk gedicht? Waarom die titel? Stijlbreuk! Hoe zit dat? Dit Janine lag er zo dik bovenop dat het voor mij een beetje lastig is er de humor nog van in te zien Zeker gezien die zesduizend abonnees En dan laat ik de indruk die de recensent bezit ten aanzien van de competentie van de arme uitgever/redacteur die helaas ikzelf vermag te zijn nog buiten beschouwing
Goed Janine tot zover de recensent Nu de kwestie hoe dit alles zich verhoudt tot het redactionele beleid van een veelgelezen literair periodiek als Meander dat ongetwijfeld een redactioneel beleid voert
Ik ga het uitleggen Janine zoals je weet merkte ik tijdens het begin van dit epistel al op hoe verbaasd ik was nadat ik de recensie tot mij genomen had ten aanzien van je dat was best fijn overigens zo luchtig opgewekte toon van je briefje Ik daarentegen Janine immer mijn meedogendheid volgend zou Janine als redacteur/recensies die immer en altijd in contact staat met de insturende uitgevers beslist gekozen hebben uit menselijke overwegingen voor een beduidend gematigder enthousiaste aankondiging van de breed uitgemeten zeer aanstaande onthoofding van de bundel van mevrouw Schmidt En dat nog wel via maar liefst drie kanalen te weten de
Meander Nieuwsbrief de Meander Site alsook de Facebookpagina van Meander Ik dacht onmiddellijk Janine vanwege je luchtige zelfs licht enthousiasmerende toon valt er voor Uitgeefhuis De Manke God wellicht toch iets te juichen dan? Na over een en ander zorgvuldig te hebben nagedacht moest ik helaas tot de conclusie komen dat een en ander onmogelijk het geval kon zijn Dit merkwaardige feit zette mij aan tot verdere bespiegelingen En wel nu Janine ten aanzien van het redactionele beleid van Meander in het bijzonder dat ligt voor de hand Janine het recensiebeleid want daar hebben wij het over waar jij Janine vandaar dat ik dit epistel richt tot jou de eindverantwoording draagt Ik stel mij zo voor dat er voor de rubriek recensies jij Janine in samenwerking met de hoofdredactie toch op zijn minst een aantal richtlijnen hebt opgesteld waarbij de recensenten met dat kader als leidraad en uitgangspunt de verdere vrijheid bezitten aan hun recensies vorm te geven
De twijfel die trachtte zich van mij meester te maken vanwege al deze zaken maar vooral die uiterst opgewekte wijze waarop jij in je briefje de uitgever een en ander aankondigde voorzag deze zelfde uitgever/redacteur na enig nadenken binnen een zeer geringe tijdsspanne van twee zijns inziens zeer plausibele aannames
Laat mij Janine je de eerste aanname uit de doeken doen en tegelijkertijd daarmee onder ogen brengen Het komt mij weliswaar onwerkelijk en vrijwel onmogelijk voor Janine maar het zou mogelijk zijn alles is namelijk mogelijk dat je de recensie in het geheel niet gelezen hebt en in alle rust gedacht zal hebben dat het wel goed zou zitten om vervolgens met het eerder omschreven enthousiasme dat de recensie geplaatst werd en ook waar deze wel niet allemaal te vinden zou zijn de
uitgever eens fijn te verrassen Mijn realistische aard Janine echter fluisterde mij in dat dit wel een zeer onwaarschijnlijk scenario vermocht te zijn Een redacteur/recensies leest dat spreekt vanzelf immers zonder uitzondering de recensies die zijn/haar recensenten aanbieden Zelfs is het mij bekend dat een van jouw voorgangers zelf de pen ter hand nam wanneer hij een omissie in de hem aangeboden recensie ontdekte
Goed Janine een en ander is aldus zeer onaannemelijk Daarop rest mij nog het tweede scenario dat zich aan mij openbaarde en die dat spreekt voor zich maakt gewag van de mogelijkheid dat je de recensie wel degelijk gelezen hebt sterker nog dat je nog andere recensies aangaande de bundel tot je genomen hebt Daar Janine komt het mij voor moet het is slechts een aanname een zekere discrepantie zijn ontstaan ten aanzien van de beoordeling van de bundel Bij die gedachte Janine ik beken het je ruiterlijk begint de bedrading in mijn hoofd lichtjes te knetteren Klaarblijkelijk accordeerde je de inhoud van de jouw aangeboden recensie wat mijns inziens wel degelijk iets zegt over jouw mening Je plaatst namelijk de recensie om mij vervolgens een briefje te zenden van welke de toon menig uitgever waaronder uiteraard ook ik in hoopvolle verwachting onmiddellijk naar de recensie zou hebben gevoerd om niet veel later bitter te ontwaken uit een spookachtige zesduizendabonnementendroom waarop vrijwel onmiddellijk vele onbeantwoordbare vragen ten aanzien van het beleid aangaande een toonaangevend tijdschrift en zelfs wellicht de algehele conditie van het vaderlandse dichterlijke landschap in het bijzonder zijn deel werden namelijk een naar zijn mening grote en aldus voor hem angstaanjagende verwatering en dan druk ik mij nog eufemistisch uit hij had namelijk net zo goed
kunnen schrijven langzame maar onmiskenbare vergiftiging van de vaderlandse dichtkunst
Die onbeantwoordbare vragen schreef hij na zijn bitter ontwaken diezelfde ochtend onmiddellijk neer in dit epistel gericht uiteraard Janine niet alleen aan jou als vertegenwoordigster van de hoofdredactie van Meander maar eveneens aan de gehele vaderlandse dichtkunstkritiek waarbij verwatering het sleutelwoord is en volgens schrijver dezes enige bezinning beslist terstond geboden is Hij net als ik is de mening toegedaan dat het dichtersklimaat grote gelijkenis begint te vertonen met zwaar riekend stilstaand water Er gebeurt niets vandaag de dag Op die wijze holt de kwaliteit hard achteruit En de liefhebbers van de dichtkunst weten klaarblijkelijk niet beter meer dan een en ander maar gelaten te aanvaarden Zij zijn mijns inziens gesmoord in pretentieuze middelmatigheid Waar Janine is de polemiek gebleven? Waarom gaan wij niet meer eens fijn met elkaar in de clinch?
Ik herinner mij Janine wel degelijk dergelijke tijden Bijvoorbeeld kon men over de De Contrabas zeggen wat men wilde alsook over de soms zo merkwaardige escapades van mijnheer Breukers maar er was een zekere begeestering het was een pleisterplaats om te broeien en te gisten En dat Janine was te danken aan of ik dat nu leuk vind of niet mijnheer Breukers Je kon je mening ventileren een tik terug krijgen discussiëren over elkaar heen buitelen ruzie krijgen Kortom het was een roerig hotel voorzien van vele kamers voor dichterlijk ingestelde levens Daar viel iets te leren Dat Janine was nog eens wat Heden ten dage denk ik nog altijd met zeer aangename alsook zeer gemengde gevoelens aan die tijden terug Jawel Janine dat was nog eens wat dat waren nog eens tijden
lot nog iets over de eerdergenoemde polemiek Er is geen links en rechts meer in dichtersland Destijds was Meander rechts en De Contrabas links Dat was heel gezond Dat maakte de boel levendig Dat Janine is allemaal verdwenen Of het verdwijnen van De Contrabas daar debet aan is? Ik weet het werkelijk niet Wat ik wel meen te veronderstellen Janine is dat Meander dat interactieve van De Contrabas nooit heeft willen incorporeren Meander is en blijft een gesloten circuit net als bijvoorbeeld Awater en in feite ieder tijdschrift zonder interactieve beweging
En dan Janine jawel het is wonderlijk zijn wij inderdaad weer aangekomen bij die poel naar mijn mening zwaar riekend stilstaand water om te eindigen met waar deze brief zijn aanleiding in te vinden wist Te weten de kwaliteit en de naar mijn mening zo nare toon van de recensie alsook de mijns inziens schrikbarende naïviteit van de recensent die in zijn ijdele zelfvergenoegdzaamheid waarschijnlijk gedacht heeft dat toch niemand op dergelijk briljant broddelwerk reageren kon vanwege dat gesloten circuit een en ander helaas Janine in enige samenhang met het redactionele beleid van Meander
Daarop begon die reeds lang sluimerende ongerustheid mij dwingender en dwingender zoals ik eerder schreef met bezoekjes te vereren Hetgeen uiteindelijk zijn beslag vond in dit niet zo heel opgewekte zeg maar gewoon zorgelijk epistel met een ten aanzien van het hedendaagse dichtkunstleven in den lande wat bredere strekking dan die betreffende Meander jou en de hoofdredactie alleen
Zo ongeveer luchtigjes samengevat Janine is dat hetgeen waar ik helaas niet nog onder uit kon komen De beschermheer der dichtkunst en haar liefhebbers moest naar voren treden Een rol die mij lafaard die ik en velen kunnen dat bevestigen immer in de regel ben in het geheel niet past En die mij als zodanig
zoals je inmiddels ongetwijfeld begrepen zult hebben niet anders dan onder zware drang is opgelegd Maar Janine desondanks nam ik een en ander toch serieus gaf gevolg aan die dwang en heb mijn uiterste best gedaan
Janine daarom naar de ongeschreven maar verder uitstekende wet van hoor en wederhoor alsmede de door mij zo gewenste en gemiste interactiviteit zou ik het op prijs stellen wanneer je deze brief zou willen toevertrouwen aan de Facebookpagina van Meander en als het even kan ook de Nieuwsbrief alsook de Meandersite
In welwillende afwachting van je reactie
Met als altijd een welgemeende groet
Theodoor Brumming
Uitgever/redacteur
Namens
Uitgeefhuis De Manke God
WORDT ONREGELMATIG VERVOLGD....
Dierbare lezers,
Het geeft niet. U behoeft nergens op te reageren. Het is dan ook van niet het geringste belang hetgeen Theodoor Brumming u te melden heeft. Daarnaast gaat hij er voetstoots van uit dat het lezersaantal van zijn wederwaardigheden zich beperkt tot, naar hij schat, een tot twee lezers, te weten Theodoor Brumming zelf en daarnaast zijn zo gewaardeerde hoedster van deze onbetekenende overpeinzingen, zijn secretaresse zelf. Goed, een en ander houdt gevoeglijk in dat ik mij ongegeneerd richten kan tot het lezerspubliek, zonder ook maar het geringste gevaar te lopen dat, om maar wat te noemen, de banden van mijn fiets uit louter frustratie door woedende tegenstanders mijner opinies worden lek geprikt. Maar laat ik van wal steken. Ik, Theodoor Brumming ben een trots man. Ik ga door vele vuren voor het heil van de dichtkunst. Dat doe ik aangezien ik de mening ben toegedaan dat het zacht gezegd een rommeltje is in Dichtersland. Onlangs heeft uw volger van de dichtkunst in Het Kleine Vaderland in de naar men immer ten stelligste weet te menen kwaliteitskrant NRC een gedicht mogen lezen van de nieuwe Dichter des Vaderlands mevrouw of mejuffrouw, dat weet ik zo net nog niet, Babs Gons. Een geëngageerd, zoals men dat noemt, gedicht over de ongelukkigen in onze, zoals u weet, beste der denkbare samenlevingen mogelijk. De haren, u mag het van mij weten, rezen uw scribent onmiddellijk te berge. De cliché der clichés, afzichtelijk! Waar gaat het naartoe? Een middelbare school gedicht. Dat ergens over moet gaan! Hulpbehoevenden, bejaarden, minderheidsgroeperingen, zwart, blank, hermafrodiet, sekslozen, niet erkende uitgevers, kortom iedereen die een stem nodig heeft, maar die zelf niet produceren kan! Daar is, dat zegt Theodoor Brumming u onvervaard, de dichtkunst niet voor bestemd. Weg met die rommel. Volledig geschikt voor de eerste de beste prullenbak die ter beschikking staat. Zo wordt de argeloze niet dichtkunstkenner telkenmale weer bevestigd in zijn, immer zo bekrompen, vooroordeel. En terecht, zou ik zeggen, aangezien op deze wijze zijn vooroordeel nimmer van nieuwe impulsen wordt voorzien. Leest u dat gedicht eens! Schenk uw mening daaromtrent eens aan uw zo toegenegen, labiele, maar toch immer in zijn dichtkundig oordeel zo consistente Theodoor Brumming, die op dit moment slechts uit een enkele geliefde richting respons verwacht, zoals u in het begin van dit schrijven heeft mogen constateren.
Met als immer opgewekte groet,
Theodoor Brumming
Wordt -on-regelmatig vervolgd…
Dierbare lezers,
U kent mij waarschijnlijk, mijn naam is Theodoor Brumming. Mij is gevraagd van dit medium gebruik te maken ten einde een bijdrage te leveren aan de naar ik, Theodoor Brumming zelf, aanneem, bescheiden pleisterplaats die Uitgeefhuis De Manke God aan de digitale snelweg meent in te moeten gaan nemen.
Echter het is voor het goede, zo is mij gezegd. Het is waar, ik kan u heel wat mededelen over de zo illustere geschiedenis van dat mij zo na aan het hart liggende Kleine Uitgeefhuis De Manke God. Laat mij u dienaangaande verhalen, als het u niet mishaagt, hoe die geschiedenis zich zo een aanvang nam.
Vele jaren geleden nadat ik had gedebuteerd met de bundel Wereldsuccessen onder het pseudoniem Engelhart geraakte schrijver dezes in onmin met de aanminnige, immer heetgebakerde mijnheer Breukers, op dat moment de begeesterde alleenheerser van de destijds zo befaamde en beruchte weblog De Contrabas, waaraan ondergetekende vele bijdragen belangeloos heeft mogen leveren.
Eerdergenoemde onmin bleek uiteindelijk dermate onoplosbaar dat mijnheer Breukers uw vertrouweling Theodoor Brumming bruusk toevoegde: ‘Dan begin je toch zelf een uitgeverij!’ Enigszins beduusd antwoordde ik met de inmiddels legendarisch geworden en profetisch gebleken quote: ‘Maar Chretien, je weet toch dat ik dat helemaal niet kan!!’
Ik wenste mijnheer Breukers het allerbeste toe met zijn verder literaire carrière, en dat was dat.
We hebben elkaar sindsdien niet nog gesproken, want zo hoort dat in literaire kringen te gaan.
Enige tijd later, op een warme avond eind juni, zat ik onder de weelderige bloeiende kastanje, te lezen in Flaubert zijn Woordenboek van pasklare ideeën en stuitte op de volgende notitie:
– Republikeinen –
Niet alle republikeinen zijn dieven, maar alle dieven zijn wel republikeinen.
Na mijn eerste glas citroenbier te hebben geledigd, doezelde ik een wat weg, de merels zongen. Ik droomde in, zag mijn kleine carrière in rook opgaan, hoorde flarden van gesprekken die ik onmogelijk kon verstaan, zag een volslanke redacteur opstijgen als een rode ballon naar de azuurblauwe hemel, en op het moment dat ik de stem van Hocus P. Pas dicht bij mijn rechteroor, ruim voorzien van zijn zo aantrekkelijke bronzen satanische lach, mij hoorde toevoegen:
– Schrijvers –
Niet alle schrijvers zijn dichters, maar alle dichters zijn wel schrijvers, was uw scribent plotseling klaarwakker in de volle overtuiging, naar hij zeker meende te weten, zijn odyssee gevonden te hebben. …Wordt vervolgd.
Met de meeste hoogachting,
Uw Theodoor Brumming
Uw eventuele reacties cq vragen, dan wel andersoortige opmerkingen, als gevolg van deze kleine inleiding tot Het Kleine Uitgeefhuis De Manke God, zijn, op deze zelfde blog, meer dan welkom.