DE TRAGISCHE GEBOORTE VAN HET REALISME IN DE LITERATUUR

Als de dochter van een gefortuneerde en aldus welvarende boer, leefde Delphine Delamare van het jaar achttien tweeëntwintig tot het jaar onzes heren achttien achtenveertig.

Als gevolg van de welstand van haar vader genoot Delphine een zeer behoorlijke opleiding. Delphine trouwde met een ploeterende en niet voor het geluk geboren plattelandsdokter in het onaanzienlijke gehucht Ry in het noorden van Frankrijk. Delphine echter droomde van een veel onstuimiger en opwindender leven dan de armendokter Delphine bieden kon; op miraculeuze wijze wist Delphine aanzienlijke sommen gelds er doorheen te jagen en versleet, waar zij ze vandaan haalde weet alleen God, talloze minnaars.

Op de bevallige leeftijd van zesentwintig jaren werd het Delphine allemaal te veel waarop zij zich met een forse dosis arsenicum van het leven benam.

Deze tragische geschiedenis werd aan de vergetelheid onttrokken dankzij een goede vriend van Gustave Flaubert die het verhaal vertelde aan de schrijver wedergekeerd in Frankrijk na zijn lange reis door de Orient. Flaubert, op zijn beurt, baseerde zijn fameuze romanfiguur Emma Bovary op deze zelfde Delphine Delamare, dat uitkwam, eerst als feuilleton en een waar schandaal veroorzaakte, in het jaar achttien zesenvijftig.

Vijf lange jaren besteedde Flaubert aan het schrijven van een manuscript dat drieduizend bladzijden bevatte. Met de nauwkeurigheid van een geneesheer chirurg bracht Flaubert het manuscript terug tot ongeveer een tiende van het totaal, waarmee de perfecte eerste realistische roman geboren was. Madame Bovary.

Dit alles, deze provocatie van de goede zeden, leidde tot een proces dat Flaubert won, op basis van het eerdere genoemde Realisme, dat zijn advocaat als leidraad voor het te verdedigen kunstwerk gebruikte. Na het proces verscheen Madame Bovary als roman in het jaar daaropvolgend, om al snel zijn zijn plaats in de wereldliteratuur op te eisen.

Deze geschiedenis greep plaats precies honderd jaar voor de opmerkelijke geboorte van schrijver dezes, die overigens met geen mogelijkheid zeggen kan of een en ander enige, waar hij niet op hoopt, symbolische of voorspellende waarde vermag te bezitten. In ieder geval kan hij zeggen dat hij geen arsenicum bij de apotheker te stelen durft, waarvoor hij God dagelijks zijn dank betoont, noch hoe hij op andere wijze in het bezit van het dodelijk gif zou kunnen komen.

 

Kees Engelhart

 

 

 

REIS DOOR DE ORIËNT

 

 

Als een man aan de vooravond van een reis staat, wat doet hij dan? Hij zoekt wat triviale, maar niet onbelangrijke, zaken bij elkaar. Hij is nerveus, maar hij laat het niet merken. Hij weet niet goed wat te doen, waarom moet hij zijn veilige haven verlaten.

 

Een man aan de vooravond van een reis is in werkelijkheid geen jager. Niet voor niets heeft hij zich een huis gebouwd. Een man houdt niet van reizen wanneer hij zijn vesting onbeschermd achterlaten moet. Met tegenzin pakt hij zijn tandenborstel, tandpasta en scheergerei in zijn reiskoffer. Aarzelingen en twijfel zijn meester van hem geworden. Hij vraagt God hem te beschermen tijdens zijn reis. Alle goden die hij kent vraagt hij iets.

 

De man die aan de vooravond van een reis staat, heeft in het algemeen weinig goeds te verwachten. Als geen ander weet hij dat. En nu al is hij dankbaar, moge hem dat gegeven zijn, dat hij zonder, aantoonbaar verlies van man zijn, triomfaal thuis komen zal.

 

Maar nu nog staat hij aan de vooravond van zijn reis; en niet zal het hem baten daar al te veel gewicht aan toe te kennen. De trein zal, als hij er eenmaal in zit, gestaag richting oosten denderen. Hij zal proberen een boek te lezen. Medereizigers zullen alleen, of met familieleden, naast hem gaan zitten. Hij zal vele stations voorbij zien gaan.

 

Nu nog zit de aanstaande reiziger op zijn kamer. Het is een septemberavond. Deze avond heeft hij de merel niet gehoord. Een reiziger is altijd alleen. Een reiziger laat iets achter. Een reiziger is altijd op zoek. In het bijzonder de reiziger genaamd man. Die niet meer dan een jongen is. Een jongen van wie men zegt dat hij werelden veroveren kan, grootse daden verrichten, zowel moreel als immoreel. Die angsten kent die hij niet durft uit te spreken, omdat papa dat belachelijk vindt.

Aan de vooravond van een reis staat elke man, elke jongen die aan de vooravond van een reis staat.

 

Morgen zal hij op reis gaan.

Morgen gaat hij op reis.

 

Twee en dertig uur lang heeft Flaubert zijn vrienden Du Camp en Bouilhet het werk voorgelezen dat Flaubert voordat hij op reis zou gaan nog wilde voltooien. Hun oordeel is vernietigend. Het is een extravagant werk! ‘Gooi het in het vuur en spreek er niet meer over’ zeggen zij Flaubert. Flaubert is geschokt. De eerste maanden van zijn reis worden door ontgoocheling vergald. Na anderhalf jaar keert Flaubert terug. Dan schrijft Flaubert, schijnbaar nog altijd niet geheel van de schok bekomen, een veel alledaagser stuk, dat de titel Madame de Bovary draagt. Zijn vrienden zijn verbijsterd.

 

Reizen is goed voor een mens en in het bijzonder voor een schrijver, vermits hij volhoudt natuurlijk! Anders wordt het niets.

 

 

 Gustav Flaubert verbleef in de negentiende eeuw graag op deze plek. Alsof de tijd niet stilgestaan heeft, kunt u in real time met hem mee wandelen.  Voor een groter scherm:

 

link naar Trouville-sur-Mer

 

 

 

Geliefde lezers en lezeressen,

 

Gaarne voldoe ik aan het verzoek van Theodoor Brumming een kleine inleiding te verzorgen bij de twee korte documentaires die Theodoor, mijn liefde voor Gustave Flaubert kennende, mij onder ogen bracht. U mag weten dat ik Emma Bovary gehaat alswel liefgehad heb. De keuzes die zij maakte zijn niet meer dan onvolwassen te noemen. Desondanks, als vrouw, begrijp ik die keuzes. De druk op de vrouw is immens, zowel vroeger, vandaag de dag, alsook vast en zeker in de toekomst. Van Gustave Flaubert echter heb echter alleen maar gehouden. Zijn masculiene verschijning, zijn directheid alsook zijn heerlijke snor. Ik wens u veel genoegen en contemplatie toe!

 

Elisabeth Leenschat van Bodegraven