Cesare Pavese
9 September 1908 – 27 Augustus 1950) was een Italiaanse dichter, schrijver, literaire criticus en vertaler. Hij behoort tot de grootste schrijvers van de twintigste eeuw in Italie. Hij studeerde af van de Universiteit van Turijn met een thesis over de poezie van Walt Whitman. Hij werd actief in de beweging van het anti fascisme. In 1935 werd hij gearresteerd. Veroordeeld tot 3 jaar gevangenis, zat hij meer dan een jaar vast in Brancoleone, Calabrie. Hier begon hij zijn dagboek Il mestiere di vivere, dat hij tot zijn dood zou bijhouden. In 1945 sloot hij zich aan bij de communistische partij. Hij stierf op 41 jarige leeftijd door een teveel aan barbituraten.
We onthouden geen dagen, we onthouden momenten. Cesare Pavese
Door Arbeiden
Moe
De straat oversteken om van huis weg te lopen
dat doet alleen een jongen, maar deze man
die elke dag door de straten loopt, is geen
jongen meer.
Weglopen doet hij niet. Het is zomer
met van die middagen dat zelfs de pleinen
leeg zijn, verlaten onder de zon
die weldra zal ondergaan en deze man
die er aankomt, door een laan met nutteloze
plantjes, houdt stil.
Is het de moeite waard alleen te zijn, alleen
maar om nog meer alleen te zijn?
In je eentje blokjes om, de pleinen en de
straten zijn leeg. Je zou eigenlijk een vrouw
moeten aanhouden en aanspreken en besluiten
met haar samen te leven.
Anders praat een mens maar in zijn eentje.
Hierdoor komt het dat een nachtelijke
dronkenlap hem soms aanklampt met allerlei
praatjes en de zaken uit heel zijn leven vertelt.
Door aanwezig te zijn op verlaten pleinen
zul je zeker niemand ontmoeten, maar wie de
straten afgaat, zal af en toe ergens
uitrusten. Als ze met zijn tweetjes
geweest waren, zelfs al liepen ze door de
straten, dan zou het huis daar zijn, daar waar
die vrouw woont en dan zou het
de moeite waard zijn.
In de nacht wordt het plein weer leeg
en deze man, die voorbijloopt, ziet geen huizen
tussen de nutteloze lichtjes, slaat de blik niet
meer op. Hij voelt alleen nog maar de
stoepstenen, gemaakt door andere mannen
dan hij, met eeltige droge handen,
net als de zijne.
Het is niet wenselijk op het verlaten plein te
blijven. Die vrouw zal zeker ergens op straat
zijn en in huis
vast wel een handje willen helpen
.
vertaald door Maya Lensink
Voor mij ben je een triest schepsel
Voor mij ben je een triest schepsel,
een labiele bloem van poëzie
die, op het zelfde moment dat ik er van geniet
en me er door wil laten vervoeren
uit me voel wegglippen
naar ver van hier
wat zo ongelukkig is voor mijn ziel
mijn ongelukkige ellende
Wanneer ik je als een gek aan mijn hart druk
en je lippen kus
lange tijd zonder onderbreking
dan wordt het me zwaar te moede, meisje
want ik voel dat mijn hart doodmoe is
omdat ik je zo slecht lief heb
Je geeft me je mond
en samen spannen we ons in om er
van te genieten
onze liefde zal nooit onbezorgd zijn
want onze zielen zijn op voorhand die
al gedroomde dromen zat.
Maar ik ben hier het lage heerschap
en jij zo hoogverheven
dat, wanneer ik aan je denk,
er niets anders op zit dan door liefde verteerd te worden
vanwege dat kleine beetje vreugde dat je me schenkt,
waarom weet ik niet, uit opwelling of medelijden
Jouw schoonheid is een van het soort trieste schoonheid
waarvan ik nooit zou hebben durven dromen,
maar, zoals je me zelf zei, niet meer
is dan een droom
Als ik de liefste dingen tegen je zeg
en je aan mijn borst druk
en je niet aan me denkt,
heb je gelijk, meisje.
Ik ben ellendig en laaghartig
Hier is het dan, jij bent niets anders voor mij
dan een fragiele illusie
met grote droomogen,
die voor een uur mijn hart doet wemelen
en me van top tot teen vult
met zoetigheid vol spijt.
Zo overkomt het mij
dat ik vermoeid in lichte verzen
mijn pijn en nood probeer uit te drukken
een labiele bloem van poëzie,
niets meer, mijn liefste,
maar je weet niet, meisje
en je zult nooit weten
wat het is, dat me zo doet lijden.
Ik ga door, kleine blonde bloem,
je hebt al zoveel geleden in het leven,
je gezicht te bestuderen dat huilt
zelfs als het glimlacht.
-oh, die trieste zoetheid van je gezicht!
Je zult het nooit weten, meisje
ik ga door met het adoreren van
je kleine harmonieuze ledematen
die de zoetheid van de lente bezitten,
zo aangrijpend en geurend
dat ik bijna gek word
bij de gedachte dat een ander ze zal liefhebben
ze aan zijn lichaam zal drukken.
Ik ga door met je te adoreren,
je kusjes te geven en in stilte te lijden,
tot je op een dag zegt, dat het afgelopen moet zijn
En dan zal je niet meer zo ver weg voelen
en ik zal me niet meer zo moe voelen in mijn hart,
maar ik zal het van pijn uitschreeuwen
en alles in mijn dromen herbeleven
een verdwenen illusie
drukkend aan mijn borst
en ik zal voor je schrijven
in jouw schrijnende herinnering
een paar pijnlijke verzen
die je niet meer lezen zal
maar bij mij ongenadig
in mijn hart
genageld zullen staan
voor de rest van mijn dagen
link naar meer vertalingen Cesare Pavese, dit keer van W Aleksander
https://www.dbnl.org/tekst/_twe007198501_01/_twe007198501_01_0085.php
Lavorare Stanca Cesare Pavese
Traversare una strada per scappare di casa
lo fa solo un ragazzo, ma quest’uomo che gira
tutto il giorno le strade, non è più un ragazzo
e non scappa di casi sono d’estate
pomeriggi che fino le piazze son vuote, distese
sotto il sole che sta per calare, e quest’uomo,
che giunge
per un viale d’inutili piante, si ferma.
Val la pena esser solo, per essere
sempre più solo?
Solamente girarle, le piazze e le strade
sono vuote. Bisogna fermare una donna
e parlarle e deciderla a vivere insieme.
Altrimenti, uno parla da solo. È per questo che
a volte
c’è lo sbronzo notturno che attacca discorsi
e racconta i progetti di tutta la vita.
Non è certo attendendo nella piazza deserta
che s’incontra qualcuno, ma chi gira le strade
si sofferma ogni tanto. Se fossero in due,
anche andando per strada, la casa sarebbe
dove c’è quella donna e varrebbe la pena.
Nella notte la piazza ritorna deserta
e quest’uomo, che passa, non vede le case
tra le inutili luci, non leva più gli occhi:
sente solo il selciato, che han fatto altri
uomini
dalle mani indurite, come sono le sue.
Non è giusto restare sulla piazza deserta.
Ci sarà certamente quella donna per strada
che, pregata, vorrebbe dar mano alla casa.
Cesare Pavese
Tu sei per me una creatura triste,
un fiore labile di poesia,
che, nell’istante stesso che lo godo
e tento inebriarmene,
sento fuggire lontano
tanto lontano,
per la miseria dell’anima mia,
la mia miseria triste.
Quando ti stringo pazzamente al cuore
e ti suggo la bocca,
a lungo, senza posa,
sono triste, bambina,
perché sento il mio cuore tanto stanco
di amarti così male.
Tu mi dài la tua bocca
e insieme ci sforziamo di godere
il nostro amore che sarà mai lieto
perché l’anima in noi è troppo stanca
dei sogni già sognati.
Ma sono io sono io il vile,
e tu sei tanto in alto
che, quando penso a te,
non mi resta che struggermi d’amore
per quel poco di gioia che mi dài,
non so se per capriccio o per pietà.
La tua bellezza è una bellezza triste
quale avrei mai osato di sognare,
ma, come tu mi hai detto, è solo un sogno.
Quando ti parlo le cose più dolci
e ti stringo al mio cuore
e tu non pensi a me,
hai ragione, bambina:
io sono triste triste e tanto vile.
Ecco, tu sei per me
null’altro che una fragile illusione
dai grandi occhi di sogno,
che per un’ora mi si stringe al cuore
e mi ricolma tutto
di cose dolci, piene di rimpianto.
Così mi accade quando stancamente
mi struggo a infondere nei versi lievi
un mio spasimo triste.
Un fiore labile di poesia,
nulla di più, mio amore.
Ma tu non sai, bambina,
e mai saprai ciò che mi fa soffrire.
Continuerò, piccolo fiore biondo,
che hai già tanto sofferto nella vita,
a contemplarti il viso che ti piange
anche quando sorride
– oh la dolcezza triste del tuo viso!
non saprai mai, bambina –
continuerò a adorare accanto a te
le tue piccole membra melodiose
che han la dolcezza della primavera
e son tanto struggenti e profumate
che io quasi impazzisco
al pensiero che un altro le amerà
stringendole al suo corpo.
Continuerò a adorarti,
e a baciarti e a soffrire,
finché tu un giorno mi dirai che tutto
dovrà essere finito.
E allora tu non sarai più lontana
e non mi sentirò più stanco il cuore,
ma urlerò dal dolore
e ribacerò in sogno
e mi stringerò al petto
l’illusione svanita.
E scriverò per te,
per il tuo ricordo straziante
pochi versi dolenti
che tu non leggerai più.
Ma a me staranno atroci
inchiodati nel cuore
per sempre.