GEORGE ORWELL
FERNANDO PESSOA
Een nacht met Fernando Pessoa verteld door Constantine Cavafy
SYLVIA PLATH
Een aangrijpende documentaire over de betreurde grote dichteres Sylvia Plath met haar moeder in een hoofdrol die de treurnis van Sylvia meer dan duidelijk maakt.
MARCEL PROUST
Lied gecomponeerd door Reynaldo Hahn, een dierbare vriend van Marcelle Proust.
GERARD REVE
Ter ere van de honderste geboortedag van Gerard Reve, 14 december 1923, een gedicht van Kees Engelhart
NABIJ BRUSSEL
De oude bard en zijn vier en twintig jaar jongere
Levensgezel zitten in de tuin
De oude bard die in werkelijkheid een genie is
Mijmert en tracht
Soms met succes
Te achterhalen welke vrienden en vriendinnen
Hij verloren heeft vanwege de kwaadaardige
Bijwerkingen die de drank somtijds bezit van
Een in wezen goedaardig mens deed nemen
Bij tijd en wijle grinnikt de oude bard
Tegelijkertijd is er pijn in te horen
Aangelegenheden weet hij
Die niet goed meer te maken zijn
Het is zes november en de zon schijnt
Het is bladstil en het is goed toeven
In de tuin van de voormalige dokterswoning
Dit is een goed land vol van nette zedige
En hardwerkende mensen voegt de oude bard
Onaangekondigd zijn vier en twintig jaar jongere
Levensgezel toe die
Van zijn kunstboek opkijkend
Mompelt
En zo is dat
Als een soort routine lijkt het wel
Maar
Dan
Terwijl de oude bard zijn liederlijk
En majestueus leven overdenkt
Staat er plotseling een dertienjarige jongen
Aan het tuinhek
Hij komt de tuin doen zegt hij
De onnavolgbare documentaire van Erik Lieshout en Gerard Reve: Reis Naar Het Einde Van De Nacht, waarin Reve zijn mateloze bewondering uitspreekt voor Louis Ferdinand Celine en zich tevens als
schrijver op zijn nederigst laat zien.
Een prachtig portret van zowel Celine als Reve.
Twee kleine inleidingen van Cornelis van Putten aangaande de fijne documentaire van Gerard Reve over Louis Ferdinand Céline
1 U kent die foto
Geef mij maar een man die hoofdzakelijk water drinkt. Een man die zich niet verliest in talloze borrels, die zich niet hult in rookgordijnen veroorzaakt door allerhande rookwaren.
Een man die televisie, radio en kranten laat voor wat ze zijn, die geen enkele waarde daaraan toekent. Een man die af en toe enkele droge beschuitjes eet, wat gecondenseerde melk.
En verder niks, behalve schrijven natuurlijk.
Geef mij maar een man die de vleselijke omgang tussen man en vrouw beschouwt als de laatst mogelijke liaison tussen wanhoop en genot, die ervan overtuigd is dat die omgang de enige benzine is die de motor aan de gang kan houden. Een man die zijn fantasieën daaromtrent ziet als uiterst waardevol, die er alles aan doet, met uitzondering van alle denkbare extremiteiten die binnen de rechtsorde vallen, waaronder bijvoorbeeld martelingen die de partner niet wenst, dier alles aan doet om die spinsels van hem waar te maken.
Geef mij maar zo een man die er alles aan doet die fantasieën tot werkelijkheid te brengen, een man die geen scrupules kent, die zich niets aantrekt dan hij zich aantrekken wil.
Een man die bijvoorbeeld leeft in Menton en Meudon, die een cacaoplantage beheert in Afrika, die in Amerika Molly kent.
Een man die, indien mogelijk, in twee wereldoorlogen vecht.
Zo een man lijkt mij wel wat. Zo een man die natuurlijk heel veel narigheid en ellende kent.
Zo een man die dan zit op zijn bankje in de tuin, die haveloos gekleed is, maar wat hij draagt geweldig combineren laat met, onder andere, een broek waarvan de gulp openstaat en daar doorheen duidelijk zichtbaar te zien laat een smoezelige witte onderbroek.
Uiteraard geel bevlekt.
U kent die foto toch?
2 De onderbroek van Louis-Ferdinand Céline
Kijk, daar zit de schrijver, een man die hoofdzakelijk water drinkt. Een man die zich niet verliest in talloze borrels, die zich niet hult in rookgordijnen veroorzaakt door allerhande rookwaren.
Een man die televisie, radio en kranten laat voor wat ze zijn, die geen enkele waarde daaraan toekent. Een man die af en toe enkele droge beschuitjes eet, wat gecondenseerde melk.
En verder niets.
Hij houdt er zo een beetje zijn eigen boude meningen op na, de geniale schrijver en vernieuwer. Hij beschouwt bijvoorbeeld de vleselijke omgang tussen man en vrouw als de laatste en enig mogelijke liaison tussen wanhoop en genot. Hij is er van overtuigd, en spreek hem alsjeblieft niet tegen, dat juist die liaison de enige benzine is die de menselijke motor aan de gang kan houden. Een man die zijn fantasieën daaromtrent ziet als uiterst waardevol voor diezelfde mensheid. Die er alles aan doet, met uitzondering van alle denkbare extremiteiten die buiten de rechtsorde vallen, waaronder bijvoorbeeld martelingen die de partner niet wenst, die hersenspinsels van hem waar te maken.
Een man die beslist geen scrupules kent, die zich van niets of niemand iets aantrekt. Een man die zegt niet meer dan een stilist te zijn, een stijlmaniak zelfs! Die van niets meer genieten kan dan van zijn eigen ‘schrijfketel’ waaronder diezelfde ketel hij het vuur opstoken kan zo hoog hij maar wil. Een schrijfgek, die manuscripten van tienduizenden bladzijden met de nauwkeurigheid van een vaatchirurg omzet naar verbluffende romans. Slachtoffer en beul in de literatuur
Een man die leefde in Menton en nu in Meudon. Die een cacaoplantage beheerde in Afrika, die in Amerika ene Molly kent. Die zegt nooit voor zijn lezers geschreven te hebben, maar alleen voor zichzelf, die er stellig van overtuigd is dat de lezer keurig opgediende, gaargekookte groenten wil, een kant en klare stevige stamppot, aangezien dat het enige is wat de mensen willen. Een man die alleen van zijn katten, honden en zijn vrouw Lucette, die balletlerares is, houden kan.
Een man, een schrijver, die twee wereldoorlogen uitgevochten heeft! Die als collaborateur, geen antisemiet zegt hij nadrukkelijk, Frankrijk
ontvluchtte om vervolgens in Denemarken gevangen te worden gezet. Uitgespuugd door zijn landgenoten en bij verstek veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, een boete van vijftigduizend francs, verlies van zijn burgerrechten en in beslagname van de helft van zijn tegenwoordige en toekomstige bezittingen. Een schrijver met een kogel in zijn kop, dit dankzij zijn dienstplicht voor zijn geliefde vaderland, alsmede een weer aan elkaar geflanste arm, die vijf en zeventig procent invalide is en desondanks vijf en twintig jaar als nachtdokter voor de armen heeft klaargestaan. En daarnaast ook nog eens vijf lange jaren overdag. Zo een man.
Ja, zo een man lijkt mij wel wat. Zo een man die natuurlijk niet te beschrijven narigheid en ellende kent en heeft gekend. De schrijver die zegt godverdomme nooit gelukkig te zijn geweest. Kijk daar zit hij op zijn bankje in de tuin. Hij is haveloos gekleed, maar wat hij draagt laat hij geweldig combineren met, onder andere, een broek waarvan de gulp openstaat. En daar doorheen duidelijk zichtbaar een smoezelige witte onderbroek, uiteraard geel bevlekt.
LEO TOLSTOY
Documentaire over het (huwelijks)leven van Tolstoy
Mila Fertek laat haar licht schijnen over het een en ander in onderstaande begeleidende tekst.
Beste vriend of vriendin,
Altijd ben ik in hoge mate geïnteresseerd geweest in de vrouwen achter of voor schrijvers, het is maar hoe men het bekijkt, met name die van grote schrijvers. Deze voorkeur is slechts simpelweg ingegeven gezien het feit dat van deze zeer krachtige vrouwen het meest bekend is. Sofia Tolstaja, mijn keuze voor de onderstaande beschouwing alswel de daarbij behorende documentaire, is wel een markant voorbeeld onder hen. Het ligt niet in mijn bedoeling u op welke wijze dan ook verder te beïnvloeden! Oordeelt u alstublieft zelf! Na de inleiding en de documentaire spreken wij elkaar wellicht nader.
Uw immer toegenegen Mila Fertek
En op haar tenen gaat zij staan om nog een glimp van hem op te vangen
Sofia huilt, het is echt heel erg allemaal. Hoe kan haar man, die grote schrijver, dat Sofia Tolstoja allemaal aandoen. Haar man die zich zo inleven kan in de onderdrukte, zoals Sofia Tolstoja doorvoelt heeft bijvoorbeeld tijdens het kopiëren van zijn tragische verhaal Meester en Knecht.
Sofia Tolstoja nu, wil er een eind aan maken. En voor lang heeft zij getracht zich die wens van het lijf te houden. Hij, die koude Christen, die In biografieën ongetwijfeld geboekstaafd zal worden als een zuivere meester, een edelmoedig mens, die zelfs zijn knecht, wanneer nodig, de schijnheilige: allemaal effectbejag, deemoedig water brengt.
Hij, die Sofia Tolstoja laat zitten met alles; die niet naar zijn kinderen omkijkt, die niets in zijn vrouw ziet dan de vleselijke omgang alleen. Hij, die op niets anders dan zichzelf gericht is.
Gravin Tolstoja, die nauwgezet zijn manuscripten kopieert, gravin Tolstoja die het landgoed en het geld beheert en de kinderen opvoedt. Dat alles vindt hij niet meer dan normaal. Zonder de geringste intentie, zelfs al was het maar enigszins, ook maar de kleinste bijdrage aan die enorme inspanningen te leveren.
Maar nu is het genoeg geweest: gravin Sofia Tolstoja rent blootsvoets, gehuld in slechts een kamerjas de besneeuwde februaristraat op! Zij, Sofia Tolstoja, heeft zich voorgenomen zich in de heuvels dood te laten vriezen, gelijk de meester, in het verhaal zo inlevend door haar man aan het wit toevertrouwd, is overkomen.
Eindelijk tot zeker persoonlijk inzicht gekomen, rent de dwergachtige, zeer bejaarde schrijver achter Sofia, zijn onbetaalbare, en teerbeminde aan. Hij schreeuwt, zelf overigens ook nauwelijks gekleed, Sofia wanhopig en in grote persoonlijke nood en paniek na. Zijn stem slaat bij tijd en wijle over.
En, de goede, alwetende en ondoorgrondelijke God zij geprezen, op de een of andere onnavolgbare wijze belandt Sofia weer thuis. Op zijn knieën smeekt Tolstoj Sofia hem te vergeven, en voegt er meteen maar aan toe hem nooit nog op deze, naar hij stellig weet te menen, krankzinnige wijze te verlaten.
Maar Sofia is totaal verdoofd. Door zovele jaren van veronachtzaming en vernederingen, merkt en voelt zij niet veel meer.
Jaren later is hij, het wilde werkelijk niet meer beter worden, er was iets geknakt, zwaar te moede weggegaan van huis. Als een dief in de nacht. Voorgoed.
Tolstoj houdt zich willens en wetens, hij durft Sofia niet nog onder ogen te komen, voor zijn vrouw verborgen. En reist per trein verder en verder van huis. Maar hij is zwak en ziek en kan onmogelijk een dergelijke reis nog aan.
In een klein huisje dicht bij een klein treinstation vindt de grote schrijver uiteindelijk zijn sterfbed. Sofia Tolstoja hoort ervan, haar hart staat stil, reist spoorslags naar de plaats des onheils, en weet haar stervende man te vinden.
Zij wordt echter niet nog tot hem toegelaten.
Chertkov natuurlijk.
BOB DEN UYL
Documentaire over Bob den Uyl
WALT WHITMAN
Walt Whitman : America door de ogen van Walt Whitman
in search of Walt Whitman, part one
In search of Walt Whitman, part two
lUDWIG WITTGENSTEIN
Geachte lezers en liefhebbers,
Ik, Cornelis Engelhart, lever graag, op verzoek van Theodoor Brumming, mijn zeer gewaardeerde collega, en met groot genoegen mijn bijdrage aan de uitmuntende en, naar mijn mening, tot inspirerende en nieuwe nimmer gedachte overwegingen aanzettende documentaire-reeks van Uitgeefhuis De Manke God. Daarom, en als zodanig bij deze, mag ik u aldus deze kleine documentaire, alsook de geschreven beschouwing, van mijn hand, betreffende de taalfilosoof, uniek en bewonderenswaardig menselijk wezen Ludwig Wittgenstein aan.
Maak uw voordeel en genoegen ineen!
Cornelis Engelhart
De filosoof in het voormalige washok
Ter inleiding van dit kleine opstel het tegenbezoek van een collega dorpsonderwijzer, Oberlehrer in Ruhe, Josef Putre en zijn vrouw aan de beroemde en beruchte filosoof Ludwig Wittgenstein in zijn meer dan schamele onderkomen, dichterlijk opgetekend door de dorpsonderwijzer zelf.
DAARNA GAAN WIJ ENIGSZINS BEDRUKT NAAR HUIS TERUG
In de winter brengen wij Ludwig een tegenbezoek
Hij heeft daar een kamertje dat zo zien wij uiterst
Sober is ingericht
Een veldbed
Een wastafel
Een stoel
Een plaatijzeren kacheltje
Een tafel
(Waarop zijn klarinet ligt)
Het kamertje een voormalig washok
Bevindt zich in een onaanzienlijk huis
Op de wastafel staat een waarschijnlijk uit de militaire
Dienst afkomstige drinkbeker met daarin een tandenborstel
Ludwig vraagt ons vriendelijk plaats te nemen
Mijn vrouw op de stoel
En ik op het bed
Ludwig bemerkt dat het zeer koud is in de kamer en ondanks
Onze protesten zoveel moeite niet te doen neemt hij een
Zware bijl met lange steel en begint zonder hakblok
Ik teken nogmaals aan dat het hier een onaanzienlijk huis
Betreft gelukkig bestaat de vloer uit goed
Tegen elkaar passende zware planken
Het hout voor de kachel te splijten
En we zien tegelijkertijd dat de vloer niet
Voor de eerste keer op deze wijze bejegend wordt
Het duurt een hele tijd eerdat de kachel goed brandt
Een behoorlijk gesprek heeft zich tussentijds onmogelijk
Kunnen ontwikkelen
Hij is erg in gedachten en wij weten hoe hij het land
Heeft aan slappe praatjes
Toch voelen wij ons niet helemaal op ons gemak
Mijn vrouw en ik
Dan deelt Ludwig ons mee uit zijn half gepeinzen ontwaakt
Dat hij ons op een goed glas zal onthalen
Hij pakt de lampetkan die gevuld blijkt te zijn met zoete most
Van de wastafel neemt de tandenborstel uit de
Beker en schenkt er de zoete most in
Eerst voor mijn vrouw
Daarna voor mij
Ter afscheid speelt Ludwig het een en ander voor ons op zijn
Klarinet
Onder andere het schoollied
Is Ludwig Wittgenstein gek geworden? Wij weten het niet. Als zoon van een zeer vermogend Weens industrieel heeft hij zijn miljoenenerfenis zo maar weggegeven. Niet aan de armen, zoals men van een filosoof zou kunnen verwachten, maar aan zijn broers en zusters, die zelf allesbehalve onvermogend zijn. Waarom Wittgenstein een dergelijke actie onderneemt, blijft onbekend. Hij wil er geen woord over kwijt, zodoende valt er slechts licht te schijnen over de feiten. Desondanks kunnen wij veronderstellen dat zijn verlangen naar innerlijke onafhankelijkheid van bezit hem tot deze daad heeft aangezet. Klaarblijkelijk dus toch een filosofisch motief.
Ludwig Wittgenstein geboren in achttienhonderd en negenentachtig, bekent op drie en twintigjarige leeftijd dat hij al bijna tien jaar in vreselijke en afschuwelijke eenzaamheid verkeert. Deze kleine tien jaren, meent hij, heeft hij vrijwel op de rand van zelfmoord geleefd. Daarnaast moge gezegd worden dat Wittgenstein de rest van zijn leven doordrongen is geweest van de angst zijn verstand te verliezen of te sterven voor de voltooiing van zijn levenswerk. Hij zegt: ‘Men blijft maar struikelen en vallen, vallen en struikelen, en men kan zichzelf alleen maar weer op de been helpen en proberen verder te gaan. Zo heb ik het in ieder geval mijn ganse leven moeten doen.’
Wittgenstein is geïnteresseerd in van alles en nog wat, als kleine jongen zet hij een nieuw soort naaimachine in elkaar, hij is geboeid door de opkomende vliegtuigbouwkunde waarvoor hij naar Manchester reist, hij verdiept zich in de mathematische wetenschappen, heeft belangstelling voor architectuur, kan aardig klarinet spelen, kortom een duivelskunstenaar. Na Manchester reist hij door naar Cambridge om colleges bij Bertrand Russel te volgen en raakt bevriend met de grote filosoof. Russel laat zich hier later als volgt over uit: ‘De kennismaking met Wittgenstein was een van de meest opwindende geestelijke gebeurtenissen uit mijn leven, Wittgenstein is het volmaakte voorbeeld van een genie.’
In het jaar negentien en veertien, meent Wittgenstein zich, ondanks een zwakke gezondheid die hem van militaire dienst had vrijgesteld, zich als vrijwilliger aan te moeten melden bij het Oostenrijks-Hongaarse leger. Hij neemt deel aan de strijd aan het oost en zuidfront, om ten slotte in Italiaanse krijgsgevangenschap te geraken. En, waar de oorlog al niet goed voor is, aldaar legt hij de laatste hand aan zijn eerste grote werk, de Tractatus logico-philosophicus, met welk werk Wittgenstein meent alle filosofische problemen voor eens en voor altijd te hebben opgelost. Wat, naar later duidelijk wordt, niet geheel bewaarheid zal blijken te zijn.
De oorlog is voorbij. Wittgenstein geraakt in een diepe innerlijke crisis. Op een dag, snuffelend in een dorpsboekenwinkel, stuit hij op een boek van Tolstoj, een verhandeling over de evangeliën. Wittgenstein wordt er diep door getroffen. Hieruit volgt dat hij er stellig van overtuigd is een eenvoudiger leven te moeten gaan leiden. Wittgenstein, het genie, wordt onderwijzer aan een dorpsschool op het platteland. Daar leeft hij schuw en teruggetrokken, nogal sjofel gekleed. Hij is altijd op zoek naar de meest eenvoudige behuizingen, bijvoorbeeld een klein kamertje met witgekalkte muren, een soort kloostercel, of een slaapplaats gewoon bij iemand thuis, dan weer overnacht hij in de schoolkeuken en zelfs een in onbruik geraakt washok kan moeiteloos zijn goedkeuring wegdragen. Desondanks krijgt de dorpsbevolking een zeker respect voor deze vreemde snuiter. Zijn vaardigheden zorgen ervoor dat hij in de plaatselijke fabriek een stoommachine repareert, daarnaast kalefatert hij de naaimachines van de boerinnen op. Ook zijn onderwijzer schap neemt hij uiterst ernstig.
Dan wordt Wittgenstein geplaagd door nieuwe depressies. Hij overweegt zelfs monnik te worden, gelukkig wordt hij uiteindelijk hulptuinman van een klooster en vindt zijn slaapverblijf in een gereedschapsschuur, terwijl hij, altijd voor tegenstellingen zorgend, voor zijn zuster een zeer luxehuis in de modernste stijl ontwerpt.
Dan is het mooi geweest met dit onwetenschappelijke bestaan, op aandrang van zijn vrienden keert hij naar Cambridge terug, hij promoveert en begint voordrachten te houden, veelal bijgewoond door zijn collegae. Deze voordrachten zijn onvergetelijk, eigenlijk zijn het geen voordrachten, maar practica, tijdens welke hij zichtbare strijd voert met zijn gedachten, gezeten op een eenvoudige stoel in het midden van de kamer. Veelvuldig zegt hij dingen als: ‘Ik ben gek, vandaag ben ik gewoon te dom of jullie hebben een afschuwelijke leraar.’ Zijn blik is geconcentreerd, zijn gezicht levendig en zijn handen maken fascinerende bewegingen. Hij is uiterst gespannen, ernstig en straalt een ongemeen sterke geestelijk kracht uit. Vaak na deze zittingen begeeft Wittgenstein zich naar een bioscoop om volkomen uitgeput in slaap te vallen. Zijn uiterlijk is in flagrante tegenstelling met wat de zeer strenge etiquette in Cambridge voorschrijft. Hij trekt zich van God noch gebod iets aan. Hij draagt een grijze flanellen broek, een open hemd en een vliegeniersjack.
Hij leeft van brood en kaas. Wittgenstein werkt ondertussen aan zijn tweede grote werk dat gaat onder de naam ‘Filosofische onderzoekingen’ dat pas na zijn dood verschijnen zal. Na de tweede wereldoorlog geeft Wittgenstein zijn hoogleraarschap op. Hij ervaart de absurde positie van professor in de wijsbegeerte als ‘een soort levend begraven zijn.’ Vervolgens wijdt hij zich nog uitsluitend aan zijn filosofische onderzoekingen. Zijn laatste jaren brengt hij door op afgelegen boerenhoeven in Ierland.
Uiteindelijk sterft Ludwig Wittgenstein, door allerlei ziekten gekweld, in het jaar onzes heren negentienhonderd eenenvijftig op twee en zestigjarige leeftijd. Zijn laatste gedenkwaardige woorden zijn: ‘Zegt u hun, dat ik een heerlijk leven heb gehad.’ Waarop wij niet anders konden antwoorden dan: ‘Ja, Ludwig, dat zullen wij doen!’