Elisabeth Leenschat van Bodengraven

 

Auteur bij De Manke God

Publicaties: Boven Dit Alles 

                          

ZEVENENDERTIG IN MAART

 

1

 

Mevrouw Leenschat van Bodegraven staart in het dikke grijs van de tuin

Zelfs het tuinhuis van Mila is nog maar nauwelijks te onderscheiden

 

De mist

Die al voor dagen heerst

Mist zelfs maar de geringste intentie te willen wijken en blijft

Koppig en hardnekkig

Hangen over de kop van Het Kleine Vaderland

 

Mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft haar leesbril afgezet

Wendt haar blik van het grote raam

Legt het typoscript van Mila naast zich op het bijzettafeltje

Om eens diep te zuchten

 

Werkelijk Elisabeth

Mompelt mevrouw Leenschat van Bodegraven

Het is ongekend

Gaat elke beschrijving

Hoe welwillend lovend ook

Ver te boven

Hartverscheurend

Openhartig

Beklemmend en bevrijdend tegelijkertijd

Aards en filosofisch in een enkele ademtocht

Bescheiden alsook hoogdravend

Maar toch ook weer niet

 

 

 

 

2

 

Mila heeft de taal

Het onbegrepen schitterende Nederlands

Ingezet voor geen ander doel dan het subliem verhelderen van haar denken

Van haar wezen

Onrustbarend en geruststellend

 

 

 

Het kan niet anders zijn

Mevrouw Leenschat van Bodegraven meent ten stelligste dat de goden

Eensgezind

Hun zegen over Mila hebben uitgesproken

 

Even sluit mevrouw Leenschat van Bodegraven de immer warme ogen

Zo intens als maar mogelijk is laat mevrouw Leenschat van Bodegraven de Calvados

Van superieure kwaliteit

Lichtjes golven over haar tong

 

En nogmaals denkt zij

Ongekend

Ongekend

In het tuinhuis

Links van de kastanje

Ís een meesterwerk geschreven

Door een beeldschone jonge vrouw van zesendertig